Tegen de dorre, winterse achtergrond van een psychiatrisch ziekenhuis zweven opgenomen patiënten en gezagsdragers door een opgezwollen psychologische toestand. We ontmoeten de kunstenaar Jean en zijn geliefde Monica, patiënten van de instelling, en verschillende personages die in de omgeving cirkelen: een bewaker, een episcopaalse priester en een kerkorganist. Tregenza minimaliseert de dialoog en de complexiteit van het plot en geeft slechts kernen van informatie toe, waarbij hij eist dat de kijker dimensionaliteit in zijn archetypen ademt. Door hun oerinstincten van lust, afgunst, angst en liefde uit te oefenen, wankelen proefpersonen kwetsbaar op de rand van gezond verstand en waanzin, vrijheid en repressie in hun pogingen om door hun bestaan te navigeren.